Wanneer gebruik je 'hun' en wanneer 'hen'?

Je gebruikt 'hun': Als het een meewerkend voorwerp is zonder voorzetsel: 'De manager gaf hun het rapport', 'Het valt hun niet op', 'Het is hun gelukt'. Bij een bezittelijk voornaamwoord: 'Hun banen staan op de tocht'. Niet na voorzetsels.Je gebruikt 'hen': Na voorzetsels: 'Het rapport ligt bij hen', 'Ik heb het aan hen gegeven'. Als het

Dit artikel lezen?

Neem een abonnement en:
  • Krijg onbeperkt toegang tot managementsupport.nl
  • Ontvang 2x per week de nieuwsbrief
  • Lees 4x per jaar het magazine, digitaal en in print
  • Krijg exclusieve toegang tot de Secretaresse Assistent-Boekenserie